Liefde 2
Toen zei Almitra: "spreek tot ons over liefde"
En hij hief zijn hoofd op en zag de mensen aan en er viel een diepe stilte over hen.
En met een grote stem zei hij:
"Als de liefde je wenkt, volg haar,
al zijn haar wegen nóg zo zwaar en steil.
En zo haar vleugels je omhullen, laat je gaan,
al zou het zwaard, verborgen in haar veren, je verwonden.
En zo zij tot je spreekt, geloof haar, ook al verstrooit haar stem je dromen,
zoals de noordenwind je tuin omwoelt tot een dorre woestenij.
Want zo de liefde je kroont, ze kruisigt je ook .
En al dient zij voor je groei, ze snoeit je evenzeer.
En zo ze opstijgt om je dorste en teerste takken te strelen die trillen in de zon,
zo daalt ze ook af naar je wortels en rukt hun houvast aan de aarde los.
Als korenschoven gaart ze je bijeen. Ze dorst je tot je naakt bent.
Ze wast je tot je vrij bent van je kaf. Ze maalt je tot je blank bent.
Ze kneed je tot je soepel wordt; en wijst je over aan haar heilig vuur,
zodat je worden zult tot heilig brood voor Gods heilig feest.
Dit alles doet de liefde,
opdat je de geheimen leert kennen van je eigen hart
en deel zult worden van 's levens hart.
Maar als je in je angst alléén haar vrede en de zoetheid der zoekt,
is het beter dat je je naaktheid bedekt, haar dorsvloer verlaat en een wereld betreedt zonder seizoenen,
waarin je zult lachen maar niet je volle lach en waarin je zult wenen maar niet al je tranen.
De liefde geeft enkel zichzelf en put slechts uit haar eigen bron.
Zij bezit niet en wil evenmin in bezit genomen worden want ze is zichzelf genoeg.
Als je liefhebt, zeg dan niet: "God is in mijn hart";
zeg liever: "ik ben in het hart van God"
En meen niet dat je richting kunt geven aan liefde's loop,
want de liefde richt, zo zij je waardig acht, je loop.
De liefde zoekt alleen zichzelf te vervullen.
Maar zo je liefhebt en verlangens koestert laat deze verlangens dan zijn:
te smelten tot een kabbelende beek die haar lied zingt in de nacht;
de pijn te kennen van te veel tederheid;
gewond te worden door je eigen begrip van liefde;
bij het morgenlicht met een gevleugeld hart te ontwaken en te danken voor een nieuwe dag van liefde;
Te rusten op het middaguur en de liefde's vervoering te overpeinzen;
vol dankbaarheid in het avonduur huiswaarts te keren;
en in te slapen met een gebed voor je geliefde in je hart en een loflied op je lippen."
uit
Website
Boeken van Gibran